Prof. Anthony Kronman (Yale, oud-decaan van de rechtsfaculteit), in een interview in het Katholiek Nieuwsblad van 26-11-2009:
"Instellingen voor hoger onderwijs bereiden studenten niet langer voor op de confrontatie met die ene grote vraag: ik leef – maar wat is daar eigenlijk de zin, de betekenis van? En dat terwijl juist die vraag eeuwenlang centraal stond op universiteiten, schetst Kronman aan de hand van een geschiedenis van het Amerikaans onderwijssysteem. De eerste colleges, het in 1636 opgerichte Harvard voorop, maakten geen enkel onderscheid tussen scholing en religie. Zij richtten zich “op het vormen van zielen, op hoe goed te leven”, kortom op het afleveren van “welopgeleide christelijke gentlemen”. Hoe ze dat deden? Door de klassieken te bestuderen, aangevuld met het lezen in de bijbel. Doel en middel lagen voor de oprichters van zulke colleges zo voor de hand, dat ze niet eens de moeite namen die expliciet te formuleren.
Afkalving
Alles verandert met de opkomst van de moderne universiteit, eind negentiende, begin twintigste eeuw. Die stelt niet langer de vraag van de zin naar het leven centraal, maar de productie van kennis en de wetenschappelijke methoden die daarvoor nodig zijn. Onderzoek wordt steeds gespecialiseerder. Dat is op zichzelf nog niet slecht, vindt Kronman. “Dit bracht een exponentiële groei van kennis voort die het fundament vormt voor het leven van vandaag.” Er zit echter wel een groot nadeel aan: “De vraag naar de betekenis van het leven staat niet meer centraal en wordt uiteindelijk buiten geworpen.” De grote zingevingsvraag heeft zijn religieuze basis verloren en is in de ogen van de moderne onderzoeker veel te breed om met de gespecialiseerde onderzoeksmethoden te beantwoorden. Ze wordt iets privaats, iets om buiten de school mee bezig te zijn.
Uit de mode
Als reactie ontstonden de great book programs: een systematische bestudering van de grote werken, als een soort seculiere opvolger voor de religieuze colleges van weleer. Niet boven, maar naast de religies, merkt Kronman nog op. “Deze programma’s wilden studenten een brede introductie geven in de westerse beschaving. Niet door bepaalde werken te aanbidden of alle vaak conflicterende waarden erin te harmoniseren, maar door studenten de schoonheid en de kracht te laten ervaren die die werken belichamen en verdedigen. Er was een diep vertrouwen in de aanname dat de vraag naar de zin van het leven verkend en in kaart gebracht kan worden, en dat zij een plaats heeft in het hoger onderwijs.”
Juist aan dat vertrouwen ontbreekt het tegenwoordig, zelfs in de geesteswetenschappen. De klassieke werken raakten sinds de jaren vijftig uit de mode “omdat zij als conservatief werden gezien”, als staande in “een lijn van dode, witte mannen”. En dan is er nog de druk van de specialistische wetenschappers. Kronman: “Zij vinden de great book programs onverantwoord breed. Dat zíjn ze ook, net als de vraag naar de zin van het leven, maar hun breedte was hun kracht. ‘Breedte’ is een ondeugd geworden, net als het politiek-incorrecte onderscheid tussen het grote en het gewone.”
Drie boeken over het conservatisme volgens Matthias Storme
5 jaar geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten